Laagbeveiligde unit is meer dan alleen vrijheid, blijheid

‘Jongeren die minder kaders nodig hebben en echt bereid zijn om samen te werken met ons aan hun traject. Zij zijn goed op hun plaats in de laagbeveiligde unit.’ Afdelingshoofd Caren Bekkers en gedragswetenschapper Chantal Janssen vertellen over hun ervaringen in de pilot laagbeveiligde unit (LBU) bij de Rijks Justitiële Jeugdinrichting De Hunnerberg.

In het nieuwe justitiële jeugdstelsel wordt afgestapt van de one-size-fits-all benadering. Dat betekent dat DJI ook in een Forensisch Centrum Jeugd (nu nog JJI) maatwerk wil leveren voor jongeren. De laagbeveiligde unit is daar een voorbeeld van. In RJII de Hunnerberg wordt zo’n LBU beproefd. De groep is gehuisvest is een gebouw dat buiten de hekken van de jeugdinrichting staat en is bedoeld voor maximaal 8 jongeren die toe kunnen met een lager beveiligingsniveau en meer verantwoordelijkheid.

Eigen verantwoordelijkheid

Caren: ‘Dat kunnen jongeren zijn met een PIJ-maatregel of detentie die in de JJI verblijven. Of jongeren die net binnen zijn voor een preventieve hechtenis. In ieder geval kunnen ze omgaan met verantwoordelijkheden en vrijheden.’ Chantal: ‘We werken meer op basis van wat de jongere nodig heeft en aan kan. Er is wel een dagstructuur, maar wat losser. Sommige jongeren denken dat het hier ‘vrijheid, blijheid’ is. Maar een voorwaarde is dat de jongere zelf verantwoordelijkheid toont voor zijn traject en dus inzicht heeft in zijn (behandel)doelen. En dat iemand zich houdt aan de afspraken die hij met ons maakt. Dus als hij ’s avonds naar sport wil, is dat mogelijk. Maar je kunt niet iedere avond weg zijn. En je laat bijvoorbeeld weten als je niet mee eet. Gewoon afspraken die je thuis ook zou maken. Zo proberen we meer het echte leven na te bootsen. Zodat de jongere daar na het verblijf bij ons mee verder kan.’

Persoonlijke aandacht

De jongeren in de LBU hebben baat bij de andere sfeer die er heerst op de groep. Caren: ‘De jongeren staan meer open voor hun eigen ontwikkeling. Daardoor hebben ze onderling minder uit te vechten. Letterlijk en figuurlijk.’ Chantal: ‘Ik hoor terug dat ze de persoonlijke aanpak en aandacht prettig vinden. Dat we tot nu steeds een klein aantal jongeren op de groep hebben, draagt daar vast aan bij. Een passende groepsgrootte vinden we dan ook een punt om mee te nemen in de evaluatie van de pilot.’

Meer autonomie

Voor de pedagogisch medewerkers is werken op de LBU wennen. Caren: ‘Zij waren gewend aan vaste structuren en regels in de JJI. Nu wordt er minder gesproken over regels, maar juist over afspraken maken met elkaar. Die afspraken worden geëvalueerd en bijgesteld als dat nodig is. De pedagogisch medewerkers zien dit als een uitdaging en een prettige werkwijze. Het geeft hen meer autonomie om hun vak uit te oefenen.’ Chantal: ‘Omdat jongeren én medewerkers het waarderen en we, tot nu toe, positieve resultaten zien, zou ik het heel mooi vinden als we die manier van werken ook meer kunnen toepassen op de andere groepen binnen de JJI/het FCJ.’

Verschil LBU en KVJJ

Het verschil tussen de LBU en de KVJJ zit vooral in de korte lijn met de JJI. De LBU is een onderdeel van het FCJ en de KVJJ is een opzichzelfstaande voorziening. Jongeren in de LBU kunnen in de JJI naar school gaan en begeleiding krijgen van een JJI-therapeut. Of -in tegenstelling tot de KVJJ- niet uit de regio afkomstig zijn. Verder zit er geen termijn aan het verblijf in de LBU en kunnen ze op elk moment van de JJI naar de LBU worden geplaatst. Dat geldt ook andersom. Wie zich niet aan de afspraken houdt, kan (tijdelijk) worden teruggeplaatst naar de JJI. Omdat die letterlijk vlakbij is, werkt dat als een stok achter de deur. Soms kan een jongere zich dan weer snel herpakken. Met een behandelaar die hij nog kent vanuit de JJI, kan het makkelijker praten zijn over wat er niet goed is gegaan.

Verbeterpunt: minder bureaucratie

Chantal: ‘Als onderdeel van de JJI hebben we -vergeleken met de KVJJ- meer te maken met ‘bureaucratie’. We moeten nu voor bijna alles wat de jongere buiten de deur doet apart verlof aanvragen. Ook de overplaatsing van een JJI-groep naar de LBU brengt veel papierwerk met zich mee. Daar komt bij dat de criteria voor wie geschikt is voor de LBU het niet altijd goed mogelijk maken om maatwerk te leveren. Een introverte jongere die een zwaar delict heeft gepleegd kan opbloeien op de LBU. Terwijl een jongere met een minder zwaar delict, maar die antisociale trekken heeft, niet goed in staat zal zijn verantwoordelijkheid te nemen voor eigen afspraken. De beslissing over wel of niet geschikt voor de LBU vraagt vertrouwen in de juiste afweging van de professionals die daadwerkelijk met de jongere werken. Aan de hand van casusbesprekingen en de resultaten in de monitor FCJ hopen we dat vertrouwen te laten groeien, zodat we nog beter maatwerk kunnen leveren.’